Ronde 587
van de Onafhankelijke Radioamateurs Brabant “ORB” 05-10-2016
*
Goedenavond zend, en luisteramateurs,
U
kijkt weer naar de woensdagavond ronde.
En
wij proberen u, zoals bij elke ronde weer wat nieuws te brengen.
Elke
éérste dinsdag van de maand is er een “besloten” bijeenkomst
van
de vriendenkring.
Deze
worden gehouden in het scoutinggebouw van Rey de Carle,
Bladelstraat
2 in de wijk Reeshof te Tilburg.
Op
deze avonden is onze QSL manager aanwezig.
De
bijeenkomsten hebben een vriendschappelijk karakter, waar we
Ervaringen
kunnen uitwisselen, gewoon gezellig bij elkaar kunnen zijn.
Wat
bijkletsen, met af toe een lezing.
En….Dat
willen we graag zo houden
Onze
ronde leider.
is
vanavond Johan PD2JCW weer.
*Nieuws
:OPA VONK en PIM.
Ditmaal keek Opa Vonk toe hoe zijn kleinzoon Pim geconcentreerd met een hoofdtelefoon op naar iets probeerde te luisteren.
Opa keek eens naar het display van Pim's ontvanger en knikte begrijpend toen hij daar 7,1 90kHz zag staan.
Het vakantierondje was aan de gang, en Pim probeerde dat mee te luisteren.
Uiteindelijk schudde hij zijn hoofd en trok een oorschelp van zijn oor.
"Gaat het niet, Pim?", informeerde Opa. Pim schudde zijn hoofd.
"Nee, het is hopeloos vanavond.
Ik begrijp er niets van.
Sommige avonden hoor je iedereen, in zowel Nederland als daarbuiten, en andere avonden hoor je de buitenlandse stations perfect,
maar uit Nederland helemaal niemand, zelfs niet als ze maar 20 kilometer hier vandaan zitten.
Terwijl het altijd wel goed ging de afgelopen jaren", zei hij.
"Weet je nog dat we het drie jaar geleden eens over propagatie gehad hebben?", vroeg Opa.
Pim knikte instemmend.
"Feitelijk is dit het resultaat van de afnemende zonnevlekken.
De cyclus is over zijn piek heen, en langzaam neemt het aantal zonnevlekken af.
Er zijn zelfs dagen dat er helemaal geen zonnevlekken meer zijn.
En dat merk je", zei Opa.
"Dat snap ik wel, maar dan zou ik denken dat je stations wel of niet hoort.
Maar waarom hoor ik ver weg wel, maar dichtbij niet?
Ik zou eerder andersom verwachten", zei Pim.
"Dat komt door het verschil in kritische frequentie en Maximum Usable Frequency, ook wel MUF genoemd.
Die twee zijn niet hetzelfde, en dat maakt het verschil. Ik zal het je proberen uit te leggen.
Zoals je weet heb je de grondgolf en de ruimtegolf.
De grondgolf werkt alleen de eerste 1 0 tot 20 kilometer en is dan wel verdwenen.
Zit een station binnen deze afstand, dan hoor je 'm altijd wel, omdat je niet afhankelijk bent van condities.
Maar voor de ruimtegolf ligt dat anders.
Daar is de weerkaatsing door de ionosfeer afhankelijk van de hoek van inval.
Stel je zo'n plat steentje voor zoals je dat vroeger over het water liet scheren.
Wat gebeurt er als je dat steentje in het water laat vallen?".
"Dan zinkt het, nogal wiedes!" riep Pim uit.
"Precies.
Maar als je het steentje in een lage hoek op het water gooit, kaatst het terug, vaak meerdere keren, en zinkt dan pas.
Met radiogolven is het net zo, maar dan naar boven toe.
Om dat te kunnen begrijpen duiken we even de natuurkunde in.
Je weet van school dat alle materie bestaat uit positief geladen protonen en negatief geladen elektronen.
(Er zijn ook nog andere "subatomische" deeltjes, maar daar hoeven we ons nu niet mee bezig te houden.)
De meeste materie die we kennen, zoals gassen, vloeistoffen en vaste stoffen,
bestaan uit een kern die één of meerdere protonen bevat, waar elektronen omheen draaien.
Dat noemen we een atoom: het kleinste deeltje van een stof dat nog de eigenschappen van die stof bezit.
Een "neutraal" atoom heeft een gelijk aantal protonen en elektronen; dat is op het aardoppervlak vrijwel altijd het geval.
Maar in de ionosfeer kunnen straling en deeltjes afkomstig van de zon deze elektronen uit hun baan om de atoomkern slaan,
waardoor negatief geladen "vrije elektronen" ontstaan, en positief geladen ionen.
De hoeveelheid vrije elektronen noemt men de electronendichtheid.
Vrije elektronen zijn niet gebonden aan een specifieke atoomkern.
Materie in deze vorm noemt men "plasma".
In een plasma trekken de negatieve elektronen en positieve ionen elkaar aan door de elektromagnetische krachten,
maar ze hebben teveel energie om als atoom bij elkaar te blijven.
Als gevolg daarvan vribreren de elektronen en ionen heen en weer.
De frequentie van deze vibratie hangt af van het aantal vrije elektronen.
Nou vraag je je waarschijnlijk af wat dit nou met HF signalen te maken heeft.
De reden dat we over plasma frequentie spreken, is omdat dat hetgeen is wat bepaalt
welke frequentie van de Elektromagnetische (EM) straling nog door een bepaalde laag in de atmosfeer heen komt.
Als golven EM straling door de vrije elektronen heen reizen, reageren deze daarop door te bewegen.
Omdat de elektronen geladen zijn, wekt hun beweging zelf ook weer een EM-veld op.
Maar als de zendfrequentie hoger is dan de plasma frequentie, dan kunnen de elektronen niet snel genoeg reageren,
en kunnen ze niet hun eigen EM-veld opwekken.
Het gevolg daarvan is, dat de origineel uitgezonden EM-golven ongeschonden door de elektronen heen kunnen reizen.
Maar zijn de origineel uitgezonden EM-golven lager in frequentie dan de plasma frequentie,
dan wordt de energie van die EM-golven geabsorbeerd door de elektronen, waarbij ze op die frequentie gaan vibreren.
Dat veroorzaakt het opwekken van een nieuwe reeks EM-golven die precies de andere kant op gericht zijn als de originele golven.
Het effect van de vrije elektronen is in dit geval dat de EM-golven terug gereflecteerd worden naar het aardoppervlak.
Daarom is de maximale plasma frequentie een belangrijke parameter,
omdat dat bepaalt welke verticaal gerichte golf doorgelaten wordt en welke teruggekaatst wordt.
Deze maximale plasma frequentie wordt de Kritische frequentie fo genoemd.
Omdat de plasma frequentie varieert met de tijd en de locatie, varieert de kritische frequentie ook.
Maar de kritische frequentie ligt altijd in het HF-bereik. Daarom zijn HF uitzendingen zo karakteristiek uniek.
De hoogste plasma frequentie ligt in de F laag, om precies te zijn in de F2 laag.
Deze kritische frequentie wordt aangegeven met het symbool foF2.
De F1 en E lagen hebben ook kritische frequenties die afhankelijk zijn van de maximale plasma frequenties in deze respectievelijke lagen,
en die worden meestal weergegeven als foF1 en foE.
De linker golf heeft een hogere frequentie dan de kritische frequentie van de E-laag,
maar lager dan de kritische frequentie van de F-laag.
De rechter golf heeft een lagere frequentie dan foE.
Vertikaal gerichte radiogolven met een hogere frequentie dan foF2 worden niet meer gereflecteerd maar verdwijnen in de ruimte.
De kritische frequenties en andere eigenschappen van de ionosfeer worden gemeten met een apparaat dat ionosonde genoemd wordt.
Een ionosonde werkt door het sturen van een verticaal gerichte Elektromagnetische puls
en dan de tijd te meten die het duurt voor die puls terug op aarde komt.
De ionosonde gebruikt daarvoor een reeks frequenties, meestal tussen 0,1 en 30MHz.
Soms heeft een ionsonde een aparte zender en ontvanger om langs een bepaald pad de propagatie te kunnen meten.
De MUF Een vertikale ionosonde zendt en ontvangt signalen vanaf dezelfde locatie.
Maar de meeste HF-uitzendingen vinden plaats tussen twee locaties die horizontaal uit elkaar liggen.
De radiogolf van deze uitzendingen komt de ionosfeer binnen onder een hoek die de "incident angle" genoemd wordt,
en dat is gedefinieerd als de hoek tussen de uitgezonden bundel en de verticale as.
Bij uitgezonden bundels met een incident angle van meer dan nul (dus niet verticaal) is de maximale frequentie
waarbij de bundel naar de aarde afgebogen wordt, groter dan de kritische frequentie.
Dat wordt de Maximum Usable Frequency (MUF) genoemd.
De MUF is evenredig met de kritische frequentie en de secant (gelijk aan 1/cosinus) van de incident angle.
Daarom is de MUF hoger bij een hogere kritische frequentie en met een grotere hoek ten opzichte van verticaal.
De grootste incident angle en dus de hoogste MUF treedt op bij de laagste opstralingshoek,
die gedefinieerd is als de hoek tussen het oppervlak van de aarde en de stralingsbundel van de zender.
Daarom treedt de maximum MUF op bij een opstralingshoek van nul, dus met een horizontale bundel.
Als gevolg van de kromming van de aarde zal deze bundel uiteindelijk de ionosfeer bereiken
en teruggebogen worden naar de aarde, mits zijn frequentie laag genoeg is.
Net als bij de kritische frequentie kan een MUF gedefinieerd worden voor verschillende lagen,
dus hebben we het soms over de F1-laag MUF en de E-laag MUF of EMUF. "MUF" zonder verdere toevoegingen heeft altijd betrekking op de F2-laag MUF.
Is een frequentie lager dan de E-laag MUF, dan wordt de bundel op een veel lagere hoogte teruggebogen.
Lowest Usable Frequency (LUF) Er is een ondergrens aan de frequentie die overdag gebruikt kan worden voor verbindingen.
Die wordt in het Engels de Lowest Usable Frequency (LUF), ofwel laagst bruikbare frequentie genoemd.
Die is voornamelijk afhankelijk van absorptie in de D-laag, zoals zal blijken.
De D-laag bevat veel meer neutrale atomen en moleculen dan de hogere lagen.
Eerder al vertelde ik je hoe de Elektro Magnetische straling de vrije elektronen in beweging brengt.
Soms botsen de vrije elektronen met de neutrale atomen.
Daardoor gaat een deel van de EM energie verloren.
Lagere frequenties hebben grotere golflengten, waardoor de elektronen over grotere afstanden bewegen
dan bij hogere frequenties, en daardoor is de kans dat ze met de neutrale atomen botsen veel groter.
En daarom bereiken frequenties onder de LUF de ontvanger niet. Boven de D-laag is er wel wat absorptie,
maar die is veel minder dan in de D-laag omdat er minder neutrale atomen zijn.
Onder de D-laag zijn er geen elektronen om in beweging te brengen en daardoor is ook daar de absorptie klein.
Er is wel een beetje absorptie als de radiogolf tegen het aardoppervlak weerkaatst.
Daarom hangt de LUF af van de karakteristieken van de D-laag en het aantal hops dat de radiogolf aflegt voordat hij de ontvanger bereikt.
's-nachts is er geen D-laag en daardoor kunnen HF radiogolven potentieel grotere afstanden afleggen.
In tegenstelling tot bij de MUF, is de LUF mede afhankelijk van het zendvermogen en de ontvangergevoeligheid
omdat deze parameters de effecten van absorptie deels kunnen compenseren.
Hier zie je de stralingsbundels gedurende de dag (rood) en nacht (onderste blauwe lijn) bij frequenties lager dan de EMUF,
en gedurende de nacht frequenties boven de EMUF en onder de MUF (bovenste blauwe lijn).
Overdag reist het signaal niet ver als gevolg van absorptie in de D-laag (hier niet ingetekend). 's-nachts is de D-laag afwezig,
en daarom komt het signaal verder (onderste blauwe lijn).
Ook 's-nachts is de E-laag MUF lager en daarom is het waarschijnlijker dat de bundel door de E-laag heen gaat
en afgebogen wordt in de F-laag op grotere hoogte (bovenste blauwe lijn).
Beide effecten betekenen een groter bereik voor HF signalen als het donker is.
Optimale zendfrequentie (FOT) Je hebt nu gezien dat onze verbindingen sterk beïnvloedt worden door welke zendfrequentie je kiest.
Je wil een frequentie die afgebogen wordt, dus lager dan de MUF, maar die niet geabsorbeerd wordt door de D-laag,
dus boven de LUF (zie plaatje rechtsboven).
Gewoonlijk is de beste keuze voor langeafstand communicatie de hoogste frequentie die nog steeds gereflecteerd wordt door de F-laag,
dus vlak onder de MUF.
Dat minimaliseert de D-laag absorptie (overdag) en geeft het minste aantal hops en minder kans op multi-path signalen.
Maar het vaststellen van de MUF is geen exacte wetenschap en er zijn korte termijn veranderingen in de ionosfeer waardoor de MUF kan veranderen.
Vandaar dat als je je werkfrequentie het effect van het gebruik van verschillende frequenties bij dezelfde opstralingshoek.
De blauwe frequentie is groter dan de MUF en gaat de ruimte in.
De groene frequentie is lager dan de MUF maar groter dan de MUF van de E-laag.
Dit is meestal het beste frequentiegebied voor lange afstands communicatie en waar de FOT (0,85xMUF) ligt.
De oranje frequentie is lager dan de MUF van de E-laag en groter dan de LUF.
Dat is de beste frequentie voor middellange afstanden (rond 500 tot 1 500 km).
De rode frequentie is lager dan de LUF en wordt geabsorbeerd in de D laag. gelijk maakt aan de MUF,
je maar 50% van de tijd succes hebt en is wegzakken van je signaal heel waarschijnlijk.
Daarom is het beter om je werkfrequentie iets onder de MUF te kiezen.
HF gebruikers hebben empirisch bepaald dat een werkfrequentie die gelijk is aan 0,85 maal de MUF de beste kans op goede resultaten geeft.
Dit wordt de Frequency for Optimum Transmission (FOT) genoemd, ofwel de optimale zendfrequentie.
Meestal is de FOT een goede keuze voor HF communicatie, maar niet altijd.
Voor verbindingen binnen 2000km bijvoorbeeld (en dat is voor ons zowat heel Europa) is het vaak beter om een frequentie te kiezen
die onder de MUF van de E-laag ligt, die doorgaans lager is dan de FOT.
Dit omdat deze afstanden vaak in de skipzone van gebruikelijke F-laag hops liggen,
zie alweer het plaatje hierboven. In andere gevallen kan de LUF wel eens hoger blijken dan de FOT,
bijvoorbeeld voor zeer grote afstanden of zwakke signalen of als bijzondere omstandigheden de elektronendichtheid in de D-laag vergroten.
In dat soort gevallen is het beter om een frequentie te kiezen die hoger is dan de FOT.
En dan komen we nu bij je vraag: Waarom hoor ik stations soms wel en soms niet?
Hierboven zie je een momentopname van 1 3 augustus om 1 755UTC, genomen door de Digisonde in het Belgische Dourbes [1] .
Die ligt in het zuiden, bijna tegen de Belgische grens, en is dus qua MUF een stuk optimistischer dan waarschijnlijk voor Nederland zou gelden,
maar hij is nou eenmaal het dichtste bij.
Met de kennis die je nu hebt, wat zie je?" vroeg Opa.
Pim bestudeerde de getallenreeksen aan de linkerkant en onder het plaatje en zei: "De foF2 is 5.700, dus de kritische frequentie van de F2- laag ligt onder de 40m band.
Aha!
Daarom hoor je stations dichtbij niet!
Daarvoor moet je immers vrijwel recht omhoog stralen en aangezien de kritische frequentie maar 5,7MHz is, gaat dat de atmosfeer in.
Maar onderaan zie ik dat de MUF voor 800km op 7.7MHz ligt en dus is de FOT 0,85 maal 7,7 is 6,545MHz.
En daarom hoor ik de stations in Frankrijk en Oostenrijk wel, maar soms met wat QSB op de signalen.
Ik snap het!
Verder zie ik dat de kritische frequentie van de E-laag (foE) op 2.06MHz ligt en dat er nog geen D-laag is omdat het nog licht is.
Dus kan ik op 1 60m nog wel stations van dichbij horen.
De hoogte van de F-laag, h'F, is 302km, en die van de E-laag, h'E, is 11 0,8km."
"Goed zo Pim", zei Opa.
"De zwarte lijn is overigens de dichtheid van de elektronen afgezet tegen de hoogte.
Je ziet dat de grootste dichtheid ligt bij de hmF2, de F2 piek, op 263km hoogte.
Zo kun je zien of het mogelijk is om vakantiegangers te werken, en op welke frequentie dat het beste gaat.
En je ziet of het mogelijk is om de stations in je buurt te horen", besloot Opa.
"Hier zie je nog een kaartje [2] waarop de locaties van een aantal meetstations zijn weergegeven.
Nummer 3 is dus Dourbes in België.
Nummer 2 ligt net zover naar boven als 3 naar beneden ligt.
Interpoleren tussen deze twee stations geeft misschien een redelijk beeld van hoe de situatie in Nederland is.
Hopelijk heb je nu een beter beeld van hoe de condities werken", zei Opa.
"Nou en of!" antwoordde Pim.
"Ik zet deze meteen tussen mijn favorieten!
Dan weet ik ook welke webSDR's ik kan gebruiken om de stations te horen die ik niet direct kan ontvangen", zei Pim.
Opa keek hem even verbijsterd aan.
"Daar had ik nou nooit aan gedacht", zei hij.
"Zo
zie je maar, ook Opa's leren nog bij!". [1] http://digisonde.oma.be/latestFrames.htm
[2]
http://www.vhfdx.de/iono.htm
Razzies
09-2016 PI4RAZ PA3E
*4
september 2016 Nieuws
Eindelijk, na bijna 9 maanden beperkt geweest te zijn, is PI3UTR vanaf vandaag eindelijk weer op volle sterkte QRV
vanuit
de Gerbrandytoren in IJsselstein!
Vandaag werd op een hoogte van 350meter een nieuwe mastversterker in gebruik genomen
zodat
de repeater ongeëvenaarde signalen neerzet vanuit haar Thuislokatie op de
Gerbrandytoren.
Eind vorig jaar ging PI3UTR tijdelijk QRT door de gedwongen verhuizing vanuit de reportagecabine
op
220 meter naar het veel lager gelegen betonnen deel op de 20e verdieping.
Alhoewel met enorm veel inspanningen allerlei systemen weer spoedig in de lucht waren
bleef
PI3UTR door verschillende omstandigheden tamelijk gehandicapt.
Weliswaar namen de zenders in Hilversum en Goes de taken van UTR waar,
maar
de performance staat natuurlijk in geen verhouding met de hoogste 2 meter
antenne die in ons land beschikbaar is.
Al eerder werd gewerkt aan de her ingebruikname maar kort hiervoor kreeg Stichting Hobbyscoop te horen
dat
de beoogde 1-5/8 feeder niet gebruikt mocht worden omdat deze niet langer
voldoet aan de brandveiligheidseisen.
Uiteindelijk is een nieuwe oplossing gevonden door een eenvoudige coax te gaan gebruiken,
tevens
met de nodige demping, en uiteindelijk bovenin de mast buiten een versterker te
plaatsen.
Dit heeft nog heel wat voeten in aarde; behalve een versterker moet de nodige filtering ingebouwd worden
en
ook is besloten om de benodigde voeding via de coaxkabel te transporteren.
Om
dit te laten werken is gekozen voor een 48Volt systeem die hierdoor gekenmerkt
wordt als veilige spanning.
Behalve de zender is ook de oorspronkelijke ontvangstantenne vandaag weer in gebruik genomen,
deze
bevind zich op 300 meter.
De
ontvangst is hiermee beduidend verbeterd.
De komende tijd moet het gehele co-channeling systeem weer werkend gemaakt worden,
door
activiteiten als de ballonvossenjacht gaat dit nog even duren.
De
zenders Hilversum en Goes zijn daarom tijdelijk uitgeschakeld.
Hobbyscoop
PA3E
*PI3UTR
weer actief vanaf 350 meter hoogte
Dit
even ter aanvulling van bovenstaande bericht.
Gisteren
heeft de Hobbyscoop-crew PI3UTR weer geactiveerd vanaf een hoogte van 350 meter
in de Gerbrandytoren.
Daarmee
is ’s lands hoogste VHF-repeater weer in de lucht na bijna 9 maanden QRT
geweest te zijn.
In de nieuwe situatie staat de zender niet meer in de mastcabine op 220 meter hoogte
maar
is deze verhuisd op de 20e verdieping in de Gerbrandytoren.
Vanaf
hier loopt een feeder naar de mastcabine op 220 meter hoogte met relatief dunne
kabel (RG-214).
Vanaf de cabine gaat het coax traject door naar een hoogte van 350 meter – boven de FM-omroep
en
nét onder de DVB-T antennes – waar deze naar buiten komt.
Hier staat vervolgens een mastversterker die het signaal, wat er nog over is na het lange traject,
opnieuw oppept door gebruik te maken van een zogenoemde ‘pallet’.
De
spanning die hier voor nodig is wordt beneden aangeboden.
Van de 56 Volt die in de coax gaat, blijft er uiteindelijk 40 Volt over,
om
een idee te geven over de demping van het traject van circa 300 meter coax.
Hamnieuws
PA3E
*Terug
in de tijd: Het eerste D-examen 02/09/2016
door PH4X
Het
is inmiddels bijna 40 jaar geleden dat de D-machtiging ingevoerd is.
Tijd
om terug te blikken naar het ontstaan van de machtiging met als special een
download van het allereerste D-examen.
Dat examen werd destijds op woensdag 26 november 1975
in
de Jaarbeurs te Utrecht afgenomen is door de Radio Controle Dienst als onderdeel
van het Staatsbedrijf der PTT.
Naar
maatstaven van de huidige Novice examens waren de eerste D-examens een
weggevertje.
Dat
was ook het doel van de D-machtiging.
Een
opstaplicentie naar de destijds A, B of C-machtiging.
Ontstaan
van de D-machtiging
De
D-machtiging is ingevoerd als instaplicentie om een alternatief voor clandestien
gebruik van de CB-band (27 Mc) in te stellen.
Destijds,
in 1975, was de MARC-regeling nog niet van kracht en het gebruik van CB niet
toegestaan.
Het
zou nog 5 jaar duren voor de MARC-regeling van kracht gaat worden. Zendamateurs
zaten echter niet te wachten op ‘CB piraten’.
Uiteindelijk
is de D-machtiging ingevoerd als tijdelijke instaplicentie door een compromis
tussen de verenigingen en de de Staatssecretaris.
Het
bezit van zendapparatuur werd verboden en de D-machtiging als alternatief geïntroduceerd.
Doel was dat iedereen die geïnteresseerd was na het afleggen van een eenvoudig examen toegang kreeg
tot
een zeer beperkt aantal kanalen in de 2-meter band.
De
permanente tijdelijke machtiging
Eigenlijk hadden de eerste D-machtigingen maar een geldigheidsduur van 2 jaren.
Binnen
die termijn moesten D-amateurs slagen voor het C-examen.
De
twee jaar kon gebruikt worden voor het opdoen van verdere kennis door studie.
In werkelijkheid is er nooit een vergunning ingetrokken, ook al was deze verlopen.
Een mededeling van het hoofd van de Radiocontroledienst, Dhr. Koutstaal,
geeft
in het voorjaar van 1978 een jaar extra respijt aan de inmiddels 550
machtigingen die zullen verlopen.
Wel
is een bedrag van 27 gulden verschuldigd voor deze verlening.
In de Staatscourant nr. 226 van maandag 20 november 1978 verschijnt een publicatie
van de toenmalige Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat, mevrouw N. Smits-Kroes,
waarin
ze bekend maakt de D-machtigingen voortaan jaarlijks te verlengen.
Het
D-examen en de 6 D-kanalen
Examen doen koste destijds 35 gulden (een jaar later 40 gulden)
en gaf recht op het gebruik van de frequenties 145,2500, 145,2750, 145,3250, 145,3500, 145,3750 en 145,4000 MHz,
de
zogenoemde 6 D-kanalen, uitsluitend in FM.
De D-machtiging was een aanvulling op de destijds bestaande A, B en C machtigingen
waarbij de C-machtiging gelijk staat aan de huidige Full-licentie.
Gebruik van HF was echter niet toegestaan zonder eerst een morse examen te doen.
Pas
in 2002 is deze eis afgeschaft, nadat primaire gebruikers gestopt zijn met het
gebruiken van morse.
De
A, B en C-examens
Voor het A-examen moest men kunnen seinen en opnemen met 12 woorden per minuut,
voor
het B-examen was dat 8 woorden per minuut.
Het allereerste examen werd afgenomen op woensdag 19 augustus 1929 in Den Haag.
Het
C-examen gaf pas na 1955 toegang tot de huidige 2-meter band.
De
70-cm band bestond destijds uit het spectrum tussen 420 en 460 MHz.
Veel
zendamateurs waren er destijds niet: Pas in 1957 werd de 1000e machtiging
afgegeven.
Het
eerste C-examen werd in december 1951 afgenomen.
Kosten
Een
D-machtiging koste 25 gulden per jaar.
De
C-machtig 36 gulden.
De
B-machtiging 40 gulden en de A-machtiging 50 gulden.
Apparatuur voor D-amateurs moest gekeurd worden door het Staatsbedrijf der PTT.
Een
kostbare aangelegenheid van 620 gulden.
Herkeuren
was 75 gulden, een beoordeling koste 75 gulden.
De laatste drie bedragen ook nog exclusief BTW,
maar werden uitsluitend in rekening gebracht aan importeurs en handelaren als Schaart uit Katwijk aan zee en
Keizers
Handelsonderneming uit Amsterdam begonnen zich massaal te richten op de nieuwe
doelgroep.
Apparatuur
In beginsel waren slechts 5 apparaten typegoedgekeurde door het Staatsbedrijf der PTT:
De
IC-21AD en IC-22AD van Icom, de TR-2200G
en TR-7200G van Kenwood en de Gemini-D van Zodiac Funksprechgeraete.
De frequentiestabiliteit moest destijds +/- 3 kHz bedragen, de maximale zwaai 5 kHz
bij
een maximale bandbreedte van 16 kHz en een maximaal toegestane zendvermogen 20
Watt.
Uiteraard mocht de apparatuur slechts kunnen zenden op de 6 D-kanalen,
maar dit was niet echt een probleem omdat de eerste generatie kristal gestuurd werkte.
Optioneel
was wel een extern VFO verkrijgbaar om over de gehele band af te kunnen stemmen.
Geen van deze sets was in staat om meet dan 10 Watt HF-vermogen te produceren
wat
destijds voor de meeste sets de norm was.
Van de Zwitserse Gemini D is de prijs van toen nog achterhaald:
1078
gulden bij Servicecenter van de Water in Nijmegen.
Een jaar later werd de prijs verlaagd naar 898 gulden
en verscheen de Joosten JT-2 van het Japanse ‘YanYosu’,
tegenwoordig
bekend als Yaesu, voor slechts 780 gulden.
Deelnemers
Tijdens
de examens die in het najaar van 1975 afgenomen werden hebben zich in totaal 781
(aspirant) zendamateurs zich aangemeld.
Van
hen waren er 33 verhinderd, 9 zijn niet verschenen en van 19 is geen reactie
(betaling) ontvangen op de aanmelding.
Uiteindelijk
zijn er dus 720 examens afgenomen.
Het
gros daarvan, 585 kandidaten, deed mee aan het ‘beperkt examen’ voor de
C-machtiging.
Van hen zijn slechts 222 kandidaten geslaagd.
363
kandidaten hebben een onvoldoende gehaald voor het examen
techniek of voorschriften.
Een
jaar later, in het najaar van 1976 telde de examens 312 deelnemers die geslaagd
zijn voor de D-machtiging.
Hieruit
blijkt dat de D-machtiging aan een behoefte voldoet en een succes genoemd mag
worden.
Zendamateurs die geslaagd zijn voor het C-examen krijgen voortaan een PE1-call,
de
PA3-call deed zijn intrede voor A-amateurs.
Eerder al, in het voorjaar van 1976, sloegen 200 D-amateurs,
onder
hen 60 D-amateurs die een half jaar geleden hun eerste machtiging gehaald
hadden.
Ontwikkeling:
van de 6 D-kanalen naar de huidige Novice
In
de loop van de jaren zijn de regels voor de D-amateurs behoorlijk gewijzigd.
Waar de machtiging oorspronkelijk als instapmachtiging geldig was voor een periode van slechts 2 jaar,
is
er uiteindelijk nooit een machtiging ingetrokken.
Een D-machtiging gaf recht op het gebruik van de 6 D-kanalen op de 2-meter band.
In 1982 werd dit uitgebreid: D-amateurs mochten voortaan het spectrum tussen 145.000 en 145.800 MHz gebruiken,
dus
ook de repeaters.
In
1996 werd de D-machtiging een N(ovice) licentie.
Kandidaten
die in het voorjaar examen deden kregen nog wel het oude D-examen
voorgeschoteld.
De
RDR had geen tijd om de examens naar de nieuwe stijl aan te passen.
Dat
is pas gebeurd in het najaar van 1996.
De
echte uitbreiding voor Novice amateurs gebeurde pas na een publicatie in de
Staatscourant op 5 december 2006.
Toen kregen zij toegang tot de gehele 2-meter en 70-centimeter band maar ook werden delen van de 40-meter
en
20-meter band vrijgegeven alsook de gehele 10-meter band.
Download
hier
het 1e D-examen dat op 26 november 1975 afgenomen is
Hamnieuws
PA3E
*
Hallo beste mensen
Er
is mij gebleken dat een aantal mensen hun lidmaatschapsgeld nog niet hebben
voldaan.
Voor
die gene die zijn lidmaatschapsgeld nog niet heeft betaalt hier de volgende
opties.
Het
bankrekeningnummer waar u het lidmaatschapsgeld naar over kunt maken.
Het
nummer is NL25 ABNA 0551 6364 91 ten
name van FWPM Jansen-Kruissen
Als u €10,= overmaakt vergeet er dan niet INZAKE ORB en u CALL CQ naam bij te zetten.,
zodat
ik alles sneller kan archiveren.
Zoals
altijd kunt u ook het lidmaatschapsgeld tijdens de clubavond voldoen.
De
eerstvolgende bijeenkomst is op 4 Oktober,en de ronde op 5 Oktober
Tevens
zijn wij op zoek naar ondersteuning voor de op handen zijnde Jota, wij vernemen
graag van u.
MVGR
Johan PD2JCW
*Opa
Vonk en zijn kleinzoon Pim zaten beiden te luisteren naar een QSO tussen twee
stations.
"Wat is de modulatie van dit station slecht, Opa",
merkte
Pim op toen één van de twee stations in de lucht was.
Opa
knikte. "Terugwerking, zo te horen.
Ik hoop dat hij een plastic microfoonkapsel heeft,
anders
staat inmiddels het rooster van zijn microfoon in zijn lippen gebrand".
"Hoe
ontstaat zoiets dan?" vroeg Pim nieuwsgierig.
"Aardproblemen",
vatte Opa het probleem kort samen.
"Er zijn een groot aantal symptomen die op aardproblemen in de shack wijzen.
Bijvoorbeeld: Een prikkende microfoon (HF schokken!), vervorming op de modulatie,
keyers die niet goed werken (verkeerde karakters seinen),
een opdonder krijgen van metalen behuizingen van apparaten in de shack,
een regelbare voeding die alle kanten opvliegt en dus niet meer zo goed regelt,
afwijkende SWR indicaties, computers die op tilt gaan, TL-buizen die flikkeren,
meters op andere apparaten die uit zichzelf bewegen, geluid dat door de PC-speaker komt:
ik
heb het allemaal gezien of gehoord.
Om
nog maar te zwijgen van de storing die je op andere apparaten in huis kunt
veroorzaken.
Het
zijn allemaal symptomen van hoge HF spanningen in de buurt van de shack als de
zender in de lucht is.
En
dat is allemaal het gevolg van slechte HF aarding.
Alle
geleidende objecten absorberen een deel van de HF energie door koppeling, en
stralen dat ook weer uit.
Als
je een amateur daar op wijst, hoor je vaak
'Maar
ik heb al een heel goede elektrische aarde!'Q..
Feit?
Of fabel?
Heb je een van de bovengenoemde problemen in de shack,
dan
ben ik er vrij zeker van dat je een scala een aarde en semi-aardproblemen hebt.
Laten we eens een paar scenario's onder de loep nemen die voldoen aan de eisen
voor
een elektrotechnische installatie maar die voor HF gewoon niet werken.
Zomaar
een paar problemen van simpele opstellingen en de mogelijke oplossingen die je
toe kunt passen.
Scenario
1: de eenvoudige opstelling
Deze
amateur had zijn zaakjes goed voor elkaar.
Op een dag overtuigde hij zijn xyl van de noodzaak van een eigen shack,
op
veilige afstand van grijpgrage kindervingertjes.
Dus
bouwde hij zijn shack op de begane grond van zijn QTH.
Hij stelde zijn apparatuur netjes naast elkaar op en zorgde voor een goed elektrisch aardnet
door
een dikke koperdraad van 3 meter achter de apparatuur langs te trekken.
Hij maakte er een rechte draad van, zodat elk apparaat dat aarde nodig had,
met
een korte verbinding met de aardrail verbonden kon worden.
Het overblijvende stuk aardrail werd naar buiten uitgevoerd en daar verbonden met een aardpen
die
net naast de muur van de shack een aantal meters de grond in gedreven was.
Dat
zag er uit zoals te zien in Fig. 1.
Toen
alles gereed was, stak hij zijn 100W zender aan en begon CQ te roepen op
7,077MHz in mode J3E (SSB).
Tot zijn grote verbazing vertelde zijn tegenstation hem dat zijn signaal S9 was,
maar
dat zijn audio brak was: vervormd en rafelig.
Het draaien aan de ALC en microfoon gain regelaars loste het probleem niet op.
Maar
hij merkte wel op dat als hij zijn vermogen verminderde naar 50W, het probleem
verdween.
Maar
toen hij zijn lineair inschakelde en het uitgangsvermogen naar 250W ging, werd
het probleem veel erger.
De
twee stations besteedden bijna twee uur aan het proberen van 'dit' en 'dat' maar
helaas, niets hielp.
Net toen hij gefrustreerd wilde stoppen met het QSO kwam er een derde amateur in het QSO,
die
al een tijdje mee had zitten luisteren, en die zei: 'Je hebt waarschijnlijk last
van een SLECHTE AARDE'Q.
De amateur met de problemen antwoordde: “Wat?... Ik heb een perfecte aarde!”
en
beschreef de opstelling van zijn station met de aardverbindingen.
”Q.
"HmmmmQ." zei de derde amateur,
“Je
hebt waarschijnlijk AARDLUSSEN!
”Q
en begon uit te leggen waarom.
Gedurende
het lange QSO dat volgde, leerde de amateur met de problemen het volgende:
Aardlussen
worden gevormd als:
1.
de individuele aardverbindingen van elk apparaat verbonden zijn met de aardrail
op een plek die op enige afstand ligt van een andere
aardverbinding,
zie Fig. 1
2
elk apparaat zijn eigen verbinding met de aarde heeft, maar ook verbonden is met
een ander geaard apparaat.
Dat
veroorzaakt aardlussen zoals weer in Fig. 1 te zien is.
Elke
keer dat er een aardlus gevormd wordt, creëer je een kleine zelfinductie (de
aarde is het retour pad voor de stroom).
3 Liggen deze aardlussen binnen het nabije veld van de HF energie (tijdens zenden),
dan
koppelen deze lussen met de HF energie (HF koppeling).
Door
deze koppeling wordt bij elke modulatiepiek een spanning opgewekt in de aardlus.
Deze
spanning wordt opgeteld bij (of afgetrokken van) de spanningen die al over de
verbindingskabels
staan voor het laten functioneren van het station,
En
beïnvloedt dientengevolge het functioneren van de diverse apparaten.
4
Komt de HF energie eenmaal op deze manier je apparatuur binnen, dan veroorzaakt
dat problemen wat zich meestal uit in slechte modulatie.
Overspraak
tussen lange coaxkabels kan ook nog eens onderdeel uitmaken van
aardlussen,
waardoor de hele shack stijf staat van de HF energie.
De
nieuw shack van deze amateur had een uitstekende DC aarde, maar een heel slechte
HF aarde.
Daar
heeft Opa al eens meer over gesproken.
Uiteindelijk
suggereerde de derde amateur om het volgende te doen:
Haal
alle bestaande aardverbindingen los.
Verwijder de aardrail en leidt alle aardverbindingen van de individuele apparaten
naar
een enkel aardpunt vlak bij de aardpen in de grond.
De
amateur met de aardproblemen krabbelde gauw wat op een stukje papier en dat zag
er ongeveer uit zoals te zien is in Fig. 2.
Ze
spraken af dat hij de wijzigingen door zou voeren en dat ze op dezelfde tijd een
dag later weer contact zouden maken.
De volgende dag nam de amateur in kwestie contact op met zijn adviserende opponent en kreeg meteen antwoord.
"Hee
old man", zei deze, "je hebt een prima signaal, luid en helder!"
En
na een korte pauze kwam het antwoord Q
"Ja,
bedankt!" Ze praatten nog een tijd en namen toen afscheid.
Het
audio probleem was opgelost en hij leefde nog lang en gelukkig.
Scenario
2.
De
Niet-Aarde Op een dag, tijdens een QSO op dezelfde band, meldde een derde
station zich in.
Zijn signaal was sterk, maar zijn audio was dunnetjes,
rafelig
en vervormde elke keer dat hij wat harder sprak in zijn microfoon.
Overal
in zijn shack was HF.
Hij vertelde de andere amateurs dat elke keer dat hij in de microfoon sprak,
de
voltmeter van zijn regelbare voeding op en neer sprong.
Het scherm van zijn computer kreeg een waas en als hij de metalen behuizing van zijn microfoon aanraakte
met
zijn lippen, prikte het behoorlijk.
Daarnaast werd hij bedreigd door zijn buren die elke keer als hij in de lucht was gedurende het avondrondje,
steentjes
op zijn dak gooiden die dan naar beneden rolden, als protest tegen zijn
storingen op hun TV's en radio's.
Steeds
als hij in de lucht kwam, hoorde men zijn Donald Duck stem over hun
geluidsinstallaties.
Hij vertelde dat hij de eerdere discussies aan de zijlijn gevolgd had,
maar niet de moeite genomen had om zich in te melden tijdens de adviezen over scenario 1.
Desondanks meldde hij nu dat hij de aanwijzingen eveneens opgevolgd had,
maar
dat hij nog steeds een serieus HF terugwerkingsprobleem had in de shack.
Nadat hij zijn aard-configuratie uiteengezet had, zei de adviserende amateur:
"Aha!
je hebt een ongeaarde aarde!”
De
amateur antwoordde, "Wat?...
Maar
ik heb alles geaard!".
Terwijl
hij naar de probleem amateur luisterde, tekende de adviseur in zijn gedachten de
opstelling op.
Deze
amateur had zijn shack op de tweede verdieping van zijn huis.
De enkele aarddraad was vrij lang en liep diagonaal naar een aardpen
die
ruim 9 meter van de shack bij de begane grond de grond in ging.
Dat aardsysteem zag er dus ongeveer uit zoals in Fig. 3:
In de volgende doorgang zei de adviserende amateur dat het een heel lang QSO zou gaan worden
als
hij over de radio moest gaan uitleggen waarom hij een niet werkende aarde had.
Dus
of de amateur in kwestie even zijn email adres wilde geven, zodat hij wat beter
kon uitweiden.
Dat
was het punt waarop Opa zich ook inmelden en zodoende over de mail kon
beschikken.
Toen
de email kwam, bevestigde die wat Opa in een eerdere uitleg ook al had
beschreven.
Maar
voor de duidelijkheid geef ik de mail hier nog een keertje weer:
Beste
OM,
Naar
aanleiding van ons prettige QSO vind je hier de uitleg waarom je een probleem
hebt met je aardverbinding.
Bestudeer
daarvoor de tekening van de elektrische representatie van je systeem zoals
getoond in Fig. 4:
Je
aardverbinding is 9,1 meter lang, en deze lengte ligt dicht bij een kwart
golflengte op 7 MHz.
Als
je gaat zenden op deze frequentie, creëren je zender en antennesysteem een
staande golf over de lengte van deze aardverbinding.
Als
de aardverbinding een ¼ golflengte lang is op de zendfrequentie, gaat de draad
werken als een straler.
Immers:
bij de aarde kan geen spanning staan, maar een kwart golflengte verder is die
maximaal, precies bij de zender opstelling.
Als de aardverbinding korter is dan een kwart golf, dan lijkt deze een inductieve reactantie,
waarvan
de waarde Nul is bij de aarde (punt “A”) en “Hoog” bij de apparatuur
(Zie Fig. 4, punt “B”).
Is de draad precies ¼ golflengte bij de zendfrequentie, dan werkt de aardverbinding
als
een LC schakeling in resonantie met een zeer hoge impedantie aan de top (punt
“B” in Fig. 4).
Deze reactantie lijkt een weerstand (impedantie genaamd) en die voorkomt dat HF stroom naar aarde kan vloeien,
waardoor het aardpunt van het station zweeft ten opzichte van aarde
alsof
de aarde er helemaal niet is (ofwel, een isolator bij HF).
De VSWR op een willekeurig punt langs de lengte van deze aardverbinding bij de resonantiefrequentie is:
Waarin:
E = spanning P = zendvermogen Z = impedantie (bij wisselspanning) R = weerstand
(bij gelijkspanning)
Gaan we terug naar de basis antennetheorie, en nemen we de vermogensformule van de wet van Ohm in aanmerking
zoals
hierboven beschreven, dan wordt de spanning op punt “B” bepaald door de
volgende parameters:
Het
vermogen van de zender.
De
waarde van de impedantie bij punt “B”.
De lengte van de aarddraad in golflengten. en, de mate waarin de HF stroom nog naar aarde kan lekken
als
gevolg van de opbouw van het zendstation.
Voor
de berekening, laten we aannemen dat er wat lek is naar aarde (Stationsaarde
naar echte aarde).
Als
gevolg van de opbouw van de shack (meubilair, tafel met apparatuur, betonnen
vloeren en muren etc
Q al deze dingen hebben min of meer verbinding met de aarde), is de impedantie op punt “B”
bijvoorbeeld
gelijk aan 1000 Ω.
Dan
is de geïnduceerde spanning op dit punt bij een zender output van 100 Watt
ongeveer:
En
dat is waarom er HF in de shack staat!
Omdat
je een “HF Niet-Aarde hebt! Hi hi
Q."
Dit is uiteraard alleen waar als er lek naar aarde is.
Als er geen lek is, bijvoorbeeld gedurende het droge seizoen als de luchtvochtigheid erg laag is,
dan
verergert de situatie.
De
impedantie aan het eind van de aarddraad neemt dan toe tot ongeveer 1500Ω
of daar in de buurt.
Onder deze omstandigheden loopt de spanning op punt “B” van je opstelling op naar:
Je
bevindt je in een extreme HF omgeving!
Je
mag nog blij zijn dat jij of een van je familieleden geen pacemaker heeft.
Anders
had je nu een tuin op je buik!
Dat
niveau HF in de omgeving van je shack is een recept voor problemen.
Je
veiligheid en het functioneren van je amateurstation staan op het spel.
En als je je zendvermogen nog eens vergroot met bijvoorbeeld een lineair,
dan
neemt de spanning op punt “B” nog verder toe!
Bij
andere impedanties ontstaan natuurlijk ook andere spanningen.
Hou hierbij in gedachten dat de impedantie aan het open einde
van een ¼ golflengte draad tussen de 2000-3000Ω ligt;
denk
maar aan een End-Fed, die hier op gebaseerd is.
Mijn
voorbeeld is gebaseerd op deze aannames maar komt dicht in de buurt van de
werkelijke waarden.
Daarnaast: als er een forse misaanpassing is tussen de voedingslijn en het voedingspunt van de antenne,
dan
is er sprake van een hoge SWR aan de uitgang van de antenne tuner.
Die slechte SWR maakt de zaak nog erger omdat de spanning opgeteld wordt
bij
de al bestaande spanning over de lange aarddraad.
Het
resultaat is catastrofaal:
Alles
staat stijf van de HFQ..
Mijn
aanbevelingen: -
Breng een nieuwe aardpen aan die dichter bij de shack ligt zodat de aardverbinding
zo
kort mogelijk wordt en niet in resonantie kan komen. –
Gebruik een korte aardaansluiting die niet ¼ golflengte lang is bij de werkfrequentie
(of
een oneven veelvoud daarvan), of daar in de buurt.
Dat is ook waarom er in de gebruiksaanwijzing van je transceiver staat dat je dit soort lengtes aardverbinding niet moet gebruiken! -
installeer de aarddraad zo, dat hij zover mogelijk verwijderd is van telefoonlijnen en de netspanningdraden in het huis
om
ongewenste koppeling van HF energie te voorkomen. –
Zet
je aardpen op een andere plek en leidt de aardverbinding zodanig dat hij zover
mogelijk van je dichtstbijzijnde buren vandaan zit. –
Zorg dat je transmissielijn (antennekabel) impedantie zo dicht mogelijk bij de impedantie van het voedingspunt van de antenne zit
om
de SWR aan de uitgang van de tuner te minimaliseren.
Tot
zover de mail die de amateur ontving.
Drie
dagen later waren ze weer in de lucht en de amateur had nu een kristalheldere
modulatie met een mooi signaal.
Dus
hebben we hem gevraagd wat hij nou precies veranderd had.
Hij
had zijn aardverbinding anders gelegd; die was nu nog maar 3 meter lang.
Nog steeds een beetje aan de lange kant, maar het jitteren van de voeding was weg
en
ook de prikkelende microfoon behoorde tot het verleden.
Weer
een blije amateur erbij, en ook blije buren - niet geheel onbelangrijk."
Pim
keek bedenkelijk na Opa's verhaal.
Hij had het verhaal over aardes die op HF geen aarde blijken te zijn al eens eerder gehoord,
maar
toch bleef hij met een aantal vragen zitten.
"Wat
nou als de amateur in het tweede voorbeeld zijn aardaansluiting niet dichter bij
de shack had kunnen brengen?
Of
als de verbinding naar de aardpen niet korter gemaakt kon worden?
En
wat als er nog steeds RFI is na alle maatregelen uit de twee voorbeelden?"
vroeg Pim.
Opa
knikte. "Ja, het is niet altijd mogelijk om de maatregelen uit de
voorbeelden te treffen.
Maar
dat betekent niet dat je niets kunt doen.
Er
zijn in dat geval twee effectieve oplossingen.
Oplossing
1.
De
tegencapaciteit.
Deze
aardtechniek is al zo oud als de radiotechniek zelf en gaat terug tot 1895.
Het
wordt gewoonlijk gebruikt als de geleiding van de bodem slecht is.
Maar omdat je antenne absoluut een HF aarde nodig heeft om effectief te kunnen stralen op enige hoogte boven de grond,
kan
je tegencapaciteit op twee manieren effectief gebruiken.
De ene manier is door een kunstaarde voor de antenne te vormen als deze hoog boven de grond staat,
en
de andere manier is door HF uit je zendstation te houden. De manier waarop dat
gebeurt is te zien in Fig. 5 hiernaast.
Laten
we er eens vanuit gaan dat je op 4 amateurbanden wil werken, namelijk 40, 20 15
en 10 meter.
De
installatie procedure is als volgt: -
Knip
elke individuele tegencapaciteitdraad op precies ¼ golflengte van de
werkfrequentie. –
Verbind
1 uiteinde met het enkele aardpunt (zie Fig. 5). –
Laat
de uiteinden van de draden los hangen (nergens mee verbinden).
Voor
een betere efficiency, verspreid de draden en span ze weg van de apparatuur
zoals te zien is in Fig. 5.
De positie en richting van de draden is niet kritisch: je kunt ze aan de buitenkant van de shack langs de muur laten hangen
(wel
de uiteinden isoleren met porseleinen eitjes of zoiets).
Ook
dan geldt dat het aan te bevelen is de draden uit elkaar te houden.
Hoe,
dat is helemaal afhankelijk van je inventiviteit. –
Neem nu de langste draad die bij de aardpen kan en dat wordt je elektrische aarde.
Het
idee is om deze draad via een messchakelaar met de aardpen te verbinden.
Als
je gaat zenden, dan open je de messchakelaar zodat deze draad als
tegencapaciteit kan fungeren.
Ben
je klaar met zenden, dan kan je om veiligheidsredenen de schakelaar sluiten en
heb je een DC aarde.
Niet vergeten om de schakelaar te openen als je op 40m werkt
want
anders bereik je het tegenovergestelde, zoals ik eerder uitlegde.
Het principe van de tegencapaciteit berust op het completeren van de zogenaamde “Marconi antenne”
die
feitelijk een kwartgolf antenne was.
Om de antenne in resonantie te krijgen, de impedantie goed te krijgen en de antenne effectief te laten stralen,
werd
een kwart golf element toegevoegd om het antennecircuit compleet te maken.
Dat is te vergelijken met het radialen systeem van tegenwoordig dat gebruikt wordt
bij
hooggeplaatste kwart- en 5/8 golf antennes.
Dezelfde techniek is te gebruiken voor het weghouden van HF energie uit de shack.
Het
elektrische schema is getekend in Fig. 6 hieronder:
Een
tegencapaciteit is feitelijk een kunstmatige aarde.
Een
kant van de kwart golf is verbonden met de massa van de zender en de andere kant
wordt zwevend gelaten.
Is
de zender actief, dan wordt een spiegel van het signaal in deze draad opgewekt
en een spanning geïnduceerd.
De
grootte van deze spanning is vergelijkbaar met een ¼ golflengte antenne-element
langs de draad.
Het open einde van de draad heeft een hoge impedantie, en de andere kant dat met de massa
van
de zender verbonden is, heeft een impedantie van nul.
Daaruit
volgt dat de spanning bij de zender nul moet zijn, en dat op het open uiteinde
een hoge spanning staat.
Merk op dat het punt waar de hoge HF spanning staat,
nu
aan de andere kant van de draad is als in voorbeeld 2 (Zie Fig. 4).
Door van de karakteristiek van de tegencapaciteit gebruik te maken,
verschuift
de hoogspanning van het zendstation naar het einde van de draad.
Door voor elke band een eigen tegencapaciteit te nemen, neemt elk van deze tegencapaciteiten
een
band voor zijn rekening en voorkomt aldus ernstige RFI in de shack.
Let
wel op! ----
De
tegencapaciteit draden stralen HF energie uit.
Zorg ervoor dat het eind van de draden niet in de buurt van apparatuur in je huis komt,
of
dicht bij de buren eindigt.
Oplossing
2.
De
HF onderdrukker
Dit is de moderne versie van een ingenieus apparaat dat in de afgelopen jaren door diverse amateurs ontwikkeld
en
geïntroduceerd is, voornamelijk door William Chesney/N8SA, die het artikel in
2003 publiceerde.
Dit
aardsysteem neemt zowel de elektrische aarde als de HF aarde, die voor amateurs
beiden belangrijk zijn, voor zijn rekening.
Het
apparaat is bedoeld voor lange aardverbindingen.
Deze aard-oplossing gebruikt een coax kabel waarbij de aardverbinding omgeven is door een afscherming,
zoals
RG-8 transmissie lijn, om het opbouwen van een hoge spanning bij de zender te
voorkomen.
De
lengte van de aardverbinding doet er niet toe en mag elke willekeurige lengte
hebben.
Daarmee
hou je HF uit de shack.
Hoe
dat is opgebouwd zie je in Fig. 7 hieronder:
Hoe
installeer je de HF onderdrukker:
Verwijder de bestaande aardleiding en vervang deze met een lengte RG-8 coax die lang genoeg is
om
de aardpen te bereiken vanuit de shack.
Aan de ene kant soldeer je de binnengeleide en de afscherming aan elkaar,
en dat verbind je via een kort maar dik stuk massief koperdraad aan de aardpen (Zie Fig. 7).
Aan
de andere kant strip je de coax zo dat de binnengeleide beschikbaar komt en een
deel van de afscherming.
Die afscherming laat je open, maar wordt wel via een condensator (gemarkeerd als C1 = 0,001 tot 0.1 µF / I kilovolt)
met
de binnengeleide verbonden (Zie Fig. 7).
En
daarmee is het HF onderdrukkingssysteem compleet.
Uiteraard
hangt de condensatorwaarde af van de laagste werkfrequentie en de lengte van de
coax.
Je
hebt de juiste waarde gevonden als het HF uit de shack verdwenen is bij de
laagste band.
Of
wanneer je je lippen niet meer brandt aan de microfoon.
Maar:
GEBRUIK EEN HOOGSPANNINGSCONDENSATOR, met een specificatie van minimaal 1kV, hoe
hoger hoe beter.
Anders
knalt hij er geheid uit als de spanning oploopt tot boven de 500V.
De schakeling van Fig. 7 is heel effectief als HF aarding. Amateurs die deze manier van aarding toepasten,
gebruikten
een condensator van 0,01 µF / 1kV voor C1.
Hoe
werkt het:
Als je kijkt naar Fig. 7 zie je dat de aardverbinding effectief omsloten is door de afscherming van de coax
dus
op die manier kan geen hoogspanning opgebouwd worden.
Maar omdat de afscherming wél blootgesteld staat aan HF en zweeft aan de kant van de zender,
wordt
de spanning geïnduceerd op de afscherming.
Deze
spanning is nul bij het kortgesloten uiteinde (bij de aardpen) en hoog bij het
open uiteinde.
Verbind je nu een condensator tussen de hoge spanning op de afscherming en de binnengeleide (zie Fig. 7),
dan is de impedantie van deze condensator heel laag op de werkfrequentie
en
werkt als laagohmige belasting tussen afscherming en binnengeleider.
De HF stroom loopt dan gemakkelijk door deze condensator en wordt weggeleid naar de binnengeleider welke omgeven is
door de afscherming en zo naar de aardpen.
Het opbouwen van spanning tussen de binnenkant van de afscherming en de binnengeleider wordt onderdrukt
doordat
de karakteristieke impedantie van de RG-8 kabel slechts 50-52Ω is.
En, de spanningsval bij 7,035MHz over de externe condensator (C1 van 0,01 uF)
tussen
het open einde van de afscherming en de binnengeleider is:
Gaan
we er vanuit dat het zendvermogen 1 00W is, dan is de spanningsval over de
capacitieve reactantie van 2,26Ω:
De som van de parallel reactantie van deze condensator en de totale kabel capaciteit van de RG-8 transmissielijn zorgt ervoor
dat
de spanning zelfs nog minder is.
Wordt
de werkfrequentie hoger, dan neemt de reactantie van C1 af.
En dan neemt de spanningsval nog verder af. Elektrisch gezien lijkt de aardverbinding voor HF
dan minder dan een meter lang, ongeacht de fysieke lengte.
De verzwakking bij hogere HF frequenties boven die 7,035MHz uit het voorbeeld neemt feitelijk toe met 6 dB per oktaaf
(een oktaaf is een verdubbeling in frequentie).
Dat
betekent dat als de werkfrequentie verdubbelt (1 4,07 MHz) dat de spanning over
C1 afneemt tot de helft van de originele waarde.
En
omdat de binnengeleider van de coax rechtstreeks verbonden is met de aarde,
wordt dat automatisch je veiligheidsaarde.
Hoe
vind je dat?
Wat ik je nu heb laten zien is hoe je problematische HF energie uit je apparatuur kunt houden
voor
zover het aardlussen en nietRF-aardes betreft.
Hoe je een goede en effectieve HF aarde kunt laten werken met je antennesysteem tijdens zenden
en
ontvangen is een heel ander verhaal.
Voor een effectieve afstraling voor DX-werk heb je een goed aardnet nodig,
zie
ook Opa´s verhaal in de RAZzies van april 201 6.
Alleen
het verbeteren van de HF aarde betekent niet dat dat ook effectief is voor de
afstraling.
Maar ik hoop dat je nu begrijpt hoe je HF problemen in je shack te lijf kunt gaan,
ook
als je ver van een echte aarde verwijderd bent", besloot Opa.
Pim
knikte enthousiast.
"Vooral
die laatste oplossing kende ik nog niet", zei hij.
"Ik
denk dat het voor een hoop amateurs een oplossing is".
"En
dat is precies waarom ik het vertelde", ze Opa tevreden.
Plaatjes
en schema’s zijn te vinden bij http://www.pi4raz.nl/index.php?option=com_wrapper&Itemid=70
PA3E
*Onze
moppen van de week:Ware liefde
Rijdt
een Arabier op zijn kameel, met zijn vrouw tien meter voor hem.
Drie
oude, wijze Arabieren zien het hoofdschuddend aan.
Eén
van de oude mannen vraagt aan de man:
"Waarom
laat je jouw vrouw voor je, want in de Koran staat dat ze tien meter achter je
moet lopen?"
"Dat
is wel zo", zegt de Arabier,
"maar
toen Mohammed de Koran schreef waren er nog geen landmijnen!”
Kijk,
dat noemt men WARE LIEFDE!
*Moeilijke
woorden
sjef
kwam Pier tegen op de markt.
Pier
vroeg: 'Heb je nog iets van Fons gehoord? 'k heb hem al lang niet
meer
gezien".
"Maar
die is toch gestorven, Pier."
"Dat
wist ik niet.
Wanneer
dan en wat heeft hij gehad?
"Hij
leed aan een hartziekte en toen heeft hij een 'pesewever' gekregen. (Voor wie
het niet weet het is een pacemaker.)
Dat
was allemaal goed en wel.
Daarna
zat hij met een pijnlijke ‘musicus’ die maar niet wou genezen.
Na
enkele maanden werd hij ziek aan de 'protestant'.
En
nu is hij overleden.
'k
ben hem een kruiske gaan geven in het ‘dolfinarium’ in Bree.
Hij
lag er heel mooi geopenbaard’ en ik ben ook naar de begrafenis geweest.
De
pastoor heeft een schone ‘homofilie’ gehouden over hem.
Na
de viering werd hij niet op het kerkhof begraven.
Ze
brachten hem naar de ‘crêmerie’ in Hasselt."
Hij
kreeg daar een ‘verrassing’.
Soms
zijn er eenvoudige vragen in het leven, waarop soms een onverwacht antwoord is,
dit is er een:
Waarom
sommige mannen wel een hond en geen vrouw hebben.....
1.
Hoe later je thuiskomt, des te blijer is de hond om je terug te zien...
2.Honden
merken het niet eens op als ze met een andere naam worden aangesproken...
3.Honden
hebben geen commentaar als er een hoop rommel op de grond ligt.....
4.De
ouders van je hond komen nooit op bezoek!!
5.Honden
vinden het normaal dat je je stem verheft als ze moeten luisteren...
6.Nooit
moet je wachten, je hond is altijd klaar om mee te gaan!!!
7.Honden
vinden het niet erg als hun baasje stomdronken is.....
8.Honden
gaan graag mee vissen of jagen...
9.Een
hond zal je s ‘nachts niet wakker maken met de vraag: neem je na mij nog een
andere hond?
10.Als
je hond puppy's krijgt.....zet je een advertentie in een blad en geef je ze
weg....
11.Je
hond vindt het helemaal niet erg als je kraag niet goed zit en je de aller
gekste kleuren en kleren draagt.
12.als
een hond aan je ruikt en de geur van een andere hond opmerkt.....wordt de hond
niet boos, hij vindt het best interessant!
13.Honden
rijden graag mee, zelfs in het laadgedeelte van je pick-up truck!
Ook
nog belangrijk.......
14.
als de hond bij je weg zou gaan..... eist hij niet de helft van je bezittingen!
Een
test:
Sluit
je hond en je vrouw samen op in een garage voor een uur of vier,
open
de garagedeur en kijk wie er blij is om je terug te zien!!!!
Van
mijn penvriendin PA3E
*Te
koop kijkt a.u.b. voor meer informatie bij TE-KOOP
*Heeft
ook u iets te koop.
Of
weg te geven of u zoekt iets.
Misschien
hebt u informatie nodig?
Laat
het weten via het ORB e-mailadres wij nemen het dan op in de ronde.
Misschien
kan een medeamateur u helpen
*Zo
nu zijn we weer aan het einde gekomen van deze 587e
ronde.
Johan
PD2JCW,
en
onze vast copy leveranciers
wensen
u nog een prettige avond verder.
Tot
de volgende Ronde maar weer.
Terug
naar de Ronde