Draadantennes

Als amateur kunnen we ervoor kiezen om alles van ons station zelf te bouwen, alles te kopen of een gedeelte zelf te bouwen. 

Gezien het voor de meesten niet haalbaar is om een transceiver of amplifier te bouwen rest ons in vele gevallen enkel nog de antenne die we kunnen zelf bouwen. 

Er zijn vele verschillende soorten antennes, maar de eenvoudigste antennes, die daarbij ook nog goed presteren, zijn de draadantennes. 

Er zijn zeer veer verschillende type's en enkel de meest voorkomende zal ik beschrijven.

Het materiaal

Als we antennes maken hebben we natuurlijk materiaal nodig.

Het eerste dat we nodig hebben is onze antennedraad. In principe is iedere geleider bruikbaar. 

Zo gebruiken veel beginnende amateurs gewoon koperdraad, de elektriciteitsdraad dus. 

Dit is echter geen goede oplossing omdat deze eenmaal opgehangen rekt waardoor de resonantiefrequentie van de antenne verloopt en uiteindelijk breekt de antenne door. 

We kunnen dit oplossen door een nylonkabel te gebruiken en op te spannen waar de antenne moet komen en vervolgens onze koperdraad ertegen plakken met plakband of spanbandjes.
Anderen gebruiken staalkabel met een plastic bescherming er rond.
Persoonlijk gebruik ik een antennedraad die samengesteld is uit verschillende aders van staalkabel met daartussen de koperdraadjes geweven. 

Het staal zorgt voor de stevigheid, het koper voor de geleiding.

Verder hebben we ook nog isolators nodig. 

Hiervoor kunnen we de ei-isolators gebruiken die dienen om weiden af te zetten met prikkeldraad, maar we kunnen ze ook zelf maken. 

Een plastic plaatje met twee gaatjes in is al voldoende. 

Ook kunnen we stukjes PVC buis gebruiken waarin we langs beide uiteinden een gat boren.

 

De eindgevoede draadantenne.

Een eindgevoede draadantenne, de naam zegt het zelf, is niet meer dan een draad die aan het einde gevoed is. 

We hangen deze op aan een zo hoog mogelijk punt een laten de draad dan tot in de shack komen waar we hem aansluiten op de tuner. 

De eindgevoede draadantenne is een multiband antenne die we minstens een kwart golflengte lang dienen te maken voor de laagste band waarop we wensen te werken. 

Met een draad van 20 meter of meer kunnen we dus op 80m en hoger werken. 

Ook dienen we te zorgen voor een goede massa.
Deze antenne is heel eenvoudig, werkt soms zeer goed, kost weinig maar heeft toch een aantal grote nadelen. 

De impedantie verschilt zeer sterk van band tot band en gaat van laagohmig naar zeer hoogohmig. 

Met een automatische tuner zullen we op veel banden niet kunnen werken omdat het vangbereik te klein is. 

We MOETEN dus een manuele antenne-tuner gebruiken.
Een nog groter nadeel is dat we RF in de shack binnenkrijgen. 

Dit kan zorgen voor grote problemen van interferentie met de PC, gebrom  in de microfoon tot de volledige transceiver onder RF. 

Voorst moeten we ook zorgen dat niemand de antenne kan aanraken en dat de antenne zelf niets raakt.
Een eindgevoede antenna is dus het best bruikbaar als tijdelijke antenne als we buiten zitten, bvb op camping, een met een laag vermogen (QRP) werken.

De halvegolf-dipool.

Dit is één van de meest gebruite amateur draadantennes. 

Het is niet meer dan twee stukken draad op een kwartgolflengte die aan de coaxkabel verbonden worden. 

Een uiteinde aan de massa, het andere aan de binnengeleider. 

Gezien de impedantie ongeveer 50 Ohm bedraagt kunnen we de coaxkabel direct verbinden zonder impedantie-aanpassing.

Omdat deze antenne een "balanced" antenne is, en onze coax "unbalanced" is, gebruiken we voor de verbinding met de coax een balun (BALanced-UNbalanced) 1:1. Deze 1:1 geeft aan dat er geen impedantieaanpassing gebeurt.

De multiband-dipool.

Dit is niet meer dan twee of meerdere dipoolantennes die aan de zelfde balun gekoppeld worden.

De inverted V.

Om een dipool horizontaal op te hangen hebben we twee hoge punten nodig.

Indien we slechts één mast, boom of ander ophangpunt hebben kunnen we onze dipool als inverted V ophangen.

Het midden van de dipool word op het hoogste punt opgehangen en de twee benen komen naar beneden om op lagere punten opgehangen te worden.

De hoek tussen de twee benen dient ten minste 90° te bedragen, en bij voorkeur 120° te zijn.

Ook zullen we merken dat de resonantiefrequentie van onze dipool verlopen is.

We zullen de benen iets moeten inkorten om opnieuw op de gewenste frequentie te komen.

De Windom-antenne.

De Windom is een type antenna dat vele jaren geleden in de States zeer populair was, maar hier een slechte naam had omdat hij veel RFI zou veroorzaken.

Nu deze antenne ook via een coax gevoed word is dit probleem verholpen en ook hier maakt de Windom een grote opmars.

Zelf gebruik ik ook een Windom en ben ik zeer tevreden over de resultaten.

Het grote voordeel is dat het een multi-band antenne is.

De Windom is een OCF antenne.

Dit staat voor Off Center Fed. Het is niet meer dan een dipool die niet in het midden gevoed is maar op 1/3 van de antenne.

Het ene been is dus langer dan het andere.
Om een Windom te maken nemen we de halve golflengte van de laagste band waarop we willen werken -5%.

Op 1/3 bedraagt de impedantie ongeveer 300 Ohm.

Wanneer we voeden via een 6:1 balun kunnen we dus dadelijk onze coax van 50 Ohm aansluiten.

Een Windom gemaakt voor 80m zal ook op 40m, 20m en 10m resoneren.

15m valt hiertussen en werkt dus niet.

De commerciële Windomantennes zijn oa de FD-3 en FD-4 van Fritzel, en de Carolina Windom van RadioWorks.

 

De Delta-Loop

Een delta loop is een gesloten loop antenne die normaalgezien een gelijkbenige driehoek vormt.

Als de delta-loop als gelijkbenige driehoek opgebouwd is heeft hij een versterking van ongeveer 0.5dB ten opzichte van een dipool.

De impedantie zal ongeveer 70 Ohm bedragen.

Als we de driehoek wat afvlakken kan de impedantie snel oplopen tot 100 Ohm en meer.

De totale lengte van de geleider kunnen we als volgt berekenen : 306,3/f  f = frequentie in MHz.
De driehoek kunnen we met de top naar boven of naar beneden ophangen.

In de praktijk is het gemakkelijkste meestal met de top naar boven.

Ook kunnen we de delta-loop voeden in het midden of in een hoek.

Dit alles beïnvloed de stralingshoek en op die manier ook als we lokaal of DX zullen werken met de antenne.
De delta-loop is een monoband antenne en kan wel met behulp van een tuner op bvb 80m en 40m werken, maar de resultaten zullen zeer zwak zijn. Hoewel deze antenne soms direct met de coax verbonden word, kan het zeker nooit kwaad om een 1:1 balun te gebruiken.

Hierboven zien we de mogelijke configuraties.

A en B hebben een hoge stralingshoek van ongeveer 80° en zijn enkel geschikt voor lokale verbindingen.
C en D zijn vertikaal gepolariseerd en hebben maximum straling onder een lage hoek.

Ze zijn het best geschikt voor DX.
E heeft een opstralingshoek van ongeveer 47° en heeft een eerste skip afstand van ongeveer 600 km.  

Bron ON4MGY